zegt…
Kiedy Bijwoord był Extra królem Zelfstandig naamwoord , robił Werkwoord to Voornaamwoord , co Voornaamwoord mu Voornaamwoord te Bepaler właśnie Deeltje człowieczki mówiły Werkwoord .
Bijwoord
Extra
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Voornaamwoord
Voornaamwoord
Voornaamwoord
Bepaler
Deeltje
Werkwoord
Toen hij een koning was, deed hij wat deze mensen hem vertelden. Toen hij een koning was, deed hij wat deze mensen hem vertelden .
Woorden en zinnen
Nieuw
kiedy
-
introduces either a dependent or interrogative clause in reference to time; when
Nieuw
był
third-person singular masculine past of być
Nieuw
królem
instrumental singular of król
Nieuw
robił
third-person singular masculine past of robić
Nieuw
co
-
- interrogative pronoun; what
- pronoun for introducing a subordinate clause that narrows the scope of the main clause; which, that; what; who
- pronoun that attaches a relative clause to the main clause; which, that; what; who
- (colloquial) relative pronoun
- (colloquial) why
Nieuw
mu
-
dative singular mute of on
Nieuw
właśnie
-
- actually (in act or in fact; really; in truth; positively)
- exactly (signifying agreement or recognition)
- just now, just then
Nieuw
mówiły
third-person plural nonvirile past of mówić
