trouwen

Reikšmė (Anglų k.)

Verb

1. (ergative) to marry
2. (obsolete, transitive) to trust

Noun

plural of trouw

Naujas

trouw

• Noun
• Adj
• Verb

Skaityti daugiau

Sinonimai

huwen

in de echt verbinden

in het huwelijk treden

letterlijk

met

uithuwelijken

verbinden

zich in de echt verbinden

slaags raken

zich laten registreren

tot vrouw nemen

tot man nemen

Vertimai

heiraten

marry

casar

marier

épouser

trauen

wed

casar

casarse

evlenmek

verheiraten

casar

sposare

Tariamas kaip (IPA)

/ˈtrɑu̯ə(n)/

Etimologija (Anglų k.)

Paveldėta iš Vidurio Vokietijos: trouwen

Paveldėta iš Old Dutch: *triuwon

In summary

From Middle Dutch trouwen, from Old Dutch *triuwon, from Proto-Germanic *trewwāną. Equivalent to trouw (“loyality”) + -en or trouw (“faithful, loyal”) + -en.