levendig

Reikšmė (Anglų k.)

Adj

1. lively, vivacious
2. (dialectal) living, alive

Adv

alive, living

Sinonimai

kwiek

rap

vief

wakker

kras

druk

tierig

opgewekt

actief

allegro

bedrijvig

bont

geestig

helder

levend

levendige

monter

vlug

fel

bedrijvend

werkdadig

werkend

enthousiast

doordringend

schel

scherp

schril

snerpend

bijtend

beschaafd

guur

werkzaam

intens

kleurrijk

fiks

Vertimai

lebhaft

vif

lebendig

munter

vivo

alert

aufgeweckt

flink

wach

gewandt

animado

hurtig

alerte

lively

animé

Tariamas kaip (IPA)

/ˈleːvəndəx/

Etimologija (Anglų k.)

Paveldėta iš Vidurio Vokietijos: levendich

In summary

From Middle Dutch levendich (“alive”). Equivalent to levend + -ig.