heeft

Senso (Inglese)

1. (form-of, indicative, present, singular, third-person) third-person singular present indicative of hebben; has
2. second-person (u) singular present indicative of hebben; have

hebben

1. (transitive) to have, to possess, own, hold
2. (transitive) to be afflicted with a disease
3. (auxiliary) Used to form the perfect tense of the active voice of most verbs, together with a past participle.
4. (auxiliary) must, to be obliged to, to be to

Per saperne di più

Pronunciato come (IPA)

/ɦeːft/

Frasi

De koning van dit land heeft drie kinderen .

Il re di questo paese ha tre figli.

Mijn tandarts heeft me gezegd dat ik vaker mijn tanden moet poetsen .

Il mio dentista mi ha detto che devo lavarmi più spesso i denti.

De flits heeft mij tijdelijk verblind .

Il flash mi ha temporaneamente accecato.

Wie heeft de Nobelprijs voor Natuurkunde gewonnen dit jaar ?

Chi ha vinto il premio Nobel in fisica quest'anno?

Hij heeft ons werkelijk veel stof gegeven tot nadenken en concreet handelen .

Ci ha davvero dato molto materiale per il pensiero e il cemento recitazione.

Hij is zijn been verloren en heeft recent een prothese gekregen .

Ha perso la gamba e recentemente ha ricevuto una protesi.