een

Significado (Inglés)

Article

Placed before a singular noun, indicating a general case of a person or thing: a, an. Compare with de and het

Num

one

Noun

1. (feminine) one (digit or figure 1)
2. (feminine) one (use or instance of the number 1)

Conceptos

uno

1

un

🅰️

una

peer

tirarse un pedo

caracterizar

elenco

pedorrear

peerse

Sinónimos

één

alleen

'n

een of ander

iemand

’n

op

🆙

geven

wereldreis

invloed

maken

globetrotten

ooit

drukken

rol

scheet

stempel

stempelen

toewijzen

uitoefenen

weinig

een scheet laten

eens

een wind laten

enkel

Pronunciado como (IPA)

/ən/

Etimología (Inglés)

From Middle Dutch êen, from Old Dutch ēn, ein, from Proto-West Germanic *ain, from Proto-Germanic *ainaz, from Proto-Indo-European *h₁óynos.

Oraciones

Hij is een getuige in dat proces .

Es testigo en ese proceso.

Zoals altijd is het dus een kwestie van evenwicht .

Como siempre, es una cuestión de equilibrio.

Is dat een complex getal ?

¿Es ese un número complejo?

De onderwijzer kon gemakkelijk een baan vinden door het tekort .

El maestro podría encontrar fácilmente un trabajo debido a la escasez.

Het agentschap helpt ons allemaal om tot een gemeenschappelijk perspectief te komen .

La agencia nos ayuda a lograr una perspectiva común.

Zij is een extravert persoon .

Ella es una persona extrovertida.

Er is een discrepantie tussen de theorie en de praktijk .

Existe una discrepancia entre la teoría y la práctica.

Het voedsel wordt geleverd met een koelwagen .

La comida viene con un refrigerador.