zon

Bedeutung (Englisch)

Noun

sun, Sun

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of zonnen:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of zonnen:
3. (form-of,imperative) inflection of zonnen:

Verb

singular past indicative of zinnen

Konzepte

Sonne

🌞

Gestirn

Stern

⭐

Sonnenschein

Sonnenstrahlen

Weltkörper

Zentralgestirn

Fixstern

zon3

Himmelskörper

Sonnenlicht

Synonyme

ster

⭐

zonlicht

hemellichaam

zonneschijn

zon3

koperen ploert

zonnelicht

Ausgesprochen als (IPA)

/zɔn/

Etymologie (Englisch)

From Middle Dutch sonne, from Old Dutch sunna, from Proto-West Germanic *sunnā, from Proto-Germanic *sunnǭ, from Proto-Indo-European *sh₂un-, *sóh₂wl̥.

Sätze

De aarde draait per jaar eenmaal rond de zon .

Die Erde dreht sich einmal im Jahr um die Sonne.

De eilanden beschikken echter ook over troeven op energiegebied: wind , zon en zee .

Die Inseln haben jedoch auch Trumps im Energiebereich: Wind, Sonne und Meer.