verwarren

Bedeutung (Englisch)

1. (ergative) to tangle
2. (intransitive,transitive) to confuse, confound, befuddle

Konzepte

verwirren

verwickeln

verwechseln

mischen

hineinziehen

mengen

einwickeln

in Unordnung bringen

in Verwirrung bringen

durcheinander bringen

vertauschen

durcheinanderbringen

verstricken

stürzen

substituieren

tauschen

trüben

umdrehen

umstellen

umstoßen

umtauschen

umwälzen

umwenden

umwerfen

verfangen

verfilzen

verheddern

verkomplizieren

vermischen

verrückt machen

verstören

wechseln

wenden

zurücksenden

holpern

agitieren

in einem Netz fangen

aufwiegeln

aufwühlen

aus dem Konzept bringen

austauschen

auswechseln

drehen

durcheinanderwerfen

in Aufruhr versetzen

in Unruhe versetzen

in Wallung bringen

kehren

rütteln

🫨

Synonyme

verwisselen

dooreenhalen

temperen

betrekken

mengen

verwikkelen

mixen

wassen

🧽

vermengen

verstrikken

🪤

verstoren

van zijn stuk brengen

in de war brengen

in verlegenheid brengen

overdonderen

ronddraaien

schudden

terugwijzen

verbazen

verbijsteren

verduisteren

verfrommelen

vertroebelen

wenden

wentelen

wisselen

zwenken

heruitzenden

retourneren

terugbezorgen

terugsturen

verknopen

door mekaar mengen

agiteren

uit zijn evenwicht brengen

bedotten

de plaats innemen van

draaien

inboeten

in de plaats stellen van

in verwarring brengen

keren

omdraaien

omkeren

ophitsen

opruien

opstoken

opwinden

Mit Bindestrich als

ver‧war‧ren

Ausgesprochen als (IPA)

/ˌvɛrˈʋɑ.rə(n)/

Etymologie (Englisch)

From Middle Dutch verwerren, derived from werren (“to confuse, be confused”), originally a strong verb. Analysable as war (“disorder”) + ver- -en, but war, Middle Dutch werre, is deverbal. Cognate with German verwirren. Also related with English war.