school

Bedeutung

Noun

1. (feminine) a school, educational institution that provides education, whether combined with research or not
2. (feminine) a thematic educational institute within a larger one, such as in a university for a single research field
3. (feminine) any organisation providing instruction
4. (feminine) a movement or stylistic trend

Verb

1. (form-of,indicative,past,singular) singular past indicative of schuilen
2. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of scholen:
3. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of scholen:
4. (form-of,imperative) inflection of scholen:

Ausgesprochen als (IPA)

/sxoːl/

Etymologie

From Middle Dutch schôle, from Latin schola, from Ancient Greek σχολή (skholḗ). Doublet of skorro.

Sätze

De vakantie was voorbij , de kinderen gingen weer naar school .

Der Urlaub war vorbei, die Kinder gingen wieder zur Schule.

Hij loopt de honderd meter sneller dan iedereen op onze school .

Er läuft die hundert Meter schneller als alle an unserer Schule.

De kinderen voerden de opdracht uit die ze op school hadden gekregen .

Die Kinder führten den Auftrag aus, den sie in der Schule erhalten hatten.

De lagere school telt zes leerjaren.

Die Grundschule hat sechs Jahre.