luisteren

Bedeutung

1. (intransitive) to listen
2. (intransitive) to listen, to obey, comply with

Mit Bindestrich als

luis‧te‧ren

Ausgesprochen als (IPA)

/ˈlœy̯stərə(n)/

Etymologie

From Middle Dutch luusteren, lūsteren, from Old Dutch *lūstren, from Proto-West Germanic *hlūstrēn, ultimately from Proto-Indo-European *ḱlew- (“to hear”). Cognate with German Low German lüstern (“to listen”), Old High German lūstarēn (whence obsolete or dialectal German laustern, Luxembourgish lauschteren).

Sätze

Luisteren kinderen nog wel naar de radio ?

Hören Kinder immer noch Radio?

Ik ga nu met veel belangstelling naar het debat luisteren .

Ich werde jetzt die Debatte mit großem Interesse hören.

Daarom is het noodzakelijk nauwlettend naar uw standpunten en bijdragen te luisteren .

Deshalb ist es notwendig, genau den Ansichten und Beiträgen zuzuhören.