handel

Bedeutung (Englisch)

Noun

1. (masculine,uncountable) trade (activity of trading)
2. (masculine,uncountable) business, company (commercial entity)
3. (masculine,uncountable) shop, store (merchant's business)
4. (masculine,uncountable) goods, things
5. (masculine,uncountable) any collective or collection; stuff, lot, crowd, whole shebang

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of handelen:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of handelen:
3. (form-of,imperative) inflection of handelen:

Konzepte

Handel

Geschäft

Kommerz

Unterhandlung

Transaktion

Warenverkehr

Verkehr

Busineß

kaufmännische Tätigkeit

Handelshaus

Geschäftssinn

Gewerbebetrieb

Tätigung

Geschäftsbetrieb

Geschäftsfall

Geschäftsvereinbarung

Geschäfte machend

Geschäftsvorgang

Handels…

Geschäftsvorfall

Handelsgeist

Merkantilismus

Umgang

Unternehmen

Handelsunternehmen

Synonyme

commercie

bedrijf

verkeer

koopmanschap

nering

commerciele onderneming

onderneming

transactie

handelen

zaken

handelsgeest

koopmansgeest

business

handeldrijven

zakengeest

zakelijke onderneming

mercantilisme

Mit Bindestrich als

han‧del

Ausgesprochen als (IPA)

/ˈɦɑn.dəl/

Etymologie (Englisch)

Deverbal of handelen. First attested in the 16th c.

Sätze

In feite is handel niet mogelijk als er geen vertrouwen is .

Tatsächlich ist der Handel nicht möglich, wenn es kein Vertrauen gibt.

Maar we weten ook dat handel alleen onvoldoende is .

Wir wissen aber auch, dass der Handel nur nicht ausreicht.

De euro vereenvoudigt de handel over de grenzen .

Der Euro vereinfacht den Handel über Grenzen hinweg.

Dit leidt tot prijsverstoringen en belemmeringen voor de handel .

Dies führt zu Preisstörungen und Hindernissen für den Handel.