dank

Bedeutung

Noun

1. (masculine,uncountable) gratitude, thanks
2. (masculine,uncountable) show/token of recognition
3. (masculine,uncountable) reward, recompense

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of danken:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of danken:
3. (form-of,imperative) inflection of danken:

Ausgesprochen als (IPA)

/dɑŋk/

Etymologie

From Middle Dutch danc, from Old Dutch *thank, from Proto-Germanic *þankaz.

Sätze

Daarvoor verdient u onze dank .

Sie verdienen uns dafür.

Maar dank u hartelijk , commissaris , voor alles wat u op dit gebied hebt gedaan .

Aber danke, glücklich, Kommissar, für alles, was Sie in diesem Bereich getan haben.

Hartelijk dank en ik verzoek u allen dit verslag morgen te steunen .

Vielen Dank und ich bitte Sie, diesen Bericht morgen zu unterstützen.

Dames en heren , ik dank u voor uw inspanningen .

Meine Damen und Herren, ich danke Ihnen für Ihre Bemühungen.

Ik dank u nogmaals voor uw brede steun .

Nochmals vielen Dank für Ihre breite Unterstützung.

Ik dank u voor uw aandacht en verheug me op dit debat .

Ich danke Ihnen für Ihre Aufmerksamkeit und freue mich auf diese Debatte.

Ik dank u van harte en ik wens u allen een zalig kerstfeest toe .

Ich danke Ihnen sehr und wünsche Ihnen allen frohe Weihnachten.

Dank u wel voor deze vraag , want het is momenteel een zeer relevant vraagstuk .

Vielen Dank für diese Frage, da dies derzeit ein sehr relevantes Thema ist.