dol

Bedeutung (Englisch)

Adj

1. crazy, silly, mad
2. mindless, reckless; irate
3. stripped, turning without gripping (of screws and screwthreads, taps, keys &c.)

Noun

1. (masculine) thole(-pin)
2. (masculine) rowlock, oarlock

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of dollen:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of dollen:
3. (form-of,imperative) inflection of dollen:

Konzepte

toll

verrückt

wahnsinnig

irre

wütend

rasend

stürmisch

berauscht

betrunken

trunken

ungewöhnlich

abnorm

anormal

außergewöhnlich

dunkel

enigmatisch

rabiat

rätselhaft

regelwidrig

schleierhaft

tollwütig

widersinnig

Aberrations-

närrisch

Irre

sinnlos <sinnloser> <am sinnlosesten>

sinnlos

Synonyme

woest

krankzinnig

gek

stapel

waanzinnig

razend

dolzinnig

woedend

uitzinnig

dwaas

duizelig

💫

verdwaasd

verwoed

doldriftig

zat

zot

wild

schroef

beschonken

dronken

doorgedraaid

raadselachtig

abnormaal

afdwalend

afwijkend

dom

hondsdol

onbegrijpelijk

ondoorgrondelijk

onverstandig

onzinnig

aberrant

zinledig

zinloos

verbolgen

😠

spinnijdig

😠

rabiaat

Ausgesprochen als (IPA)

/dɔl/

Etymologie (Englisch)

From Middle Dutch dul, from Old Dutch *dol, from Proto-Germanic *dulaz.