betalen

Bedeutung

1. (transitive) to pay
2. (transitive) to pay for, suffer the consequences of

Mit Bindestrich als

be‧ta‧len

Ausgesprochen als (IPA)

/bəˈtaːlə(n)/

Etymologie

From Middle Dutch betalen. Equivalent to be- + talen.

Sätze

Uiteraard betalen wij voor de schade aan je auto .

Natürlich bezahlen wir den Schaden an Ihrem Auto.

Meer en meer mensen betalen met de kaart in plaats van contant .

Immer mehr Menschen bezahlen mit der Karte anstelle von Bargeld.

De spoorwegen moeten dat allemaal betalen .

Die Eisenbahnen müssen alle dafür bezahlen.

Laattijdig of niet betalen schaadt de belangen van zowel ondernemingen als consumenten .

Die Interessen von Unternehmen und Verbrauchern schaden zu spät oder nicht.