toe

Significat (anglès)

Adv

1. (adverbial, form-of, postpositional) adverbial form of tot (“to, till, towards”)
2. after, afterwards
3. shut, closed (especially as part of a compound verb like toedoen)

Intj

come on!, go on! (used when trying to coax someone into doing something)

Conj

Alternative form of toen

Sinònims

dicht

gesloten

vooruit

afgesloten

Pronunciat com a (IPA)

/tu/

Etimologia (anglès)

From Middle Dutch toe, from Old Dutch *tuo, from Proto-West Germanic *tō, from Proto-Germanic *tō.

Sents

Sta me toe er even verder op in te gaan .

Let me just comment on a few of them.

Kan je onmiddelijk naar ons toe komen ?

Can you come to us immediately?

Ik dank u van harte en ik wens u allen een zalig kerstfeest toe .

Thank you and happy Christmas.

Zijn werkgever stond overwerken eigenlijk niet toe .

His employer did not actually allow overtime.

Niet alle landen staan een dubbele nationaliteit toe .

Not all countries allow dual nationality.

Het probleem van de jeugdwerkloosheid neemt toe .

The problem of youth unemployment is increasing.

Zo'n beleid leidt nergens meer toe .

This policy is no longer an effective means to an end.

Het aantal mensen met obesitas neemt jaar na jaar toe .

The number of people with obesity is increasing year by year.