was

Betekenis (Engels)

Noun

1. (masculine) wash, washing, laundry (act of cleaning with water)
2. (masculine) laundry (clothes that need to be or have just been washed)

Verb

1. (form-of, indicative, past, singular) singular past indicative of zijn
2. (form-of, indicative, past, singular) singular past indicative of wezen

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of wassen:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of wassen:
3. (form-of, imperative) inflection of wassen:

zijn

• Verb
• Det

Lees meer

🧽

wassen

• Verb
• Adj

Lees meer

wezen

• Verb
• Noun
• Noun

Lees meer

Sinonieme

wasgoed

groei

bijenwas

grondlaag

kaars

🕯️

kaarsvet

toename

ware

zou zijn

aanwas

boenwas

beits

Vertalings

cire

Wachs

wax

cera

cera

Wäsche

🧽

laundry

κερί

lessive

cera

cera

bucato

washing

Uitgespreek as (IPA)

/ʋɑs/

Etimologie (Engels)

Verwante met Engels: wash

Geërf van Old Dutch: *was

Verwante met Duits: Wachs

Verwante met Engels: wax

Verwante met Deens: voks

Verwante met Sweeds: vax

Verwante met Engels: was

In summary

From Middle Dutch wassche (14th c.). By surface analysis, deverbal from wassen (“to wash”). Compare German Wäsche, English wash.

Sinne

Het materiaal was ontworpen om waterdicht te zijn .

The material was designed to be waterproof.

Die opmerking was sarcastisch bedoelt .

That remark was meant sarcastically.

Zijn sarcasme was niet zo subtiel .

His sarcasm wasn't that subtle.

Het was even schrikken , maar dat is natuurlijk het doel van een spookhuis .

It was a bit of a shock, but that is of course the purpose of a haunted house.

De sfeer op hun departement was vijandig .

The atmosphere in their department was hostile.

Hij had een depressie en was suïcidaal .

He had depression and was suicidal.