bleek

Betekenis (Engels)

Adj

1. pale
2. bleak

Noun

1. (feminine,uncountable) bleach (chemical used for bleaching)
2. (feminine,uncountable) the act of bleaching
3. (feminine,uncountable) bleachfield

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of bleken:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of bleken:
3. (form-of,imperative) inflection of bleken:

Verb

singular past indicative of blijken

Sinonieme

vaal

flets

kleurloos

pips

lusteloos

mat

onvruchtbaar

wit

desolaat

blekerij

frontje

blank

tanig

bleekwater

guur

Javel

Uitgespreek as (IPA)

/bleːk/

Etimologie (Engels)

From Middle Dutch blêec, from Old Dutch *blēk, from Proto-West Germanic *blaik, from Proto-Germanic *blaikaz.

Sinne

Het beest bleek een beer te zijn .

The beast turned out to be a bear.

Het bleek een zeer gevoelige kwestie te zijn en er is geen vooruitgang geboekt .

It proved to be a very sensitive issue and no progress was made.