lucht

Betekenis

Noun

1. (feminine) air (mixture of gases)
2. (feminine) sky
3. (feminine) odour, smell

Verb

1. (form-of,indicative,present,singular) inflection of luchten:
2. (form-of,imperative) inflection of luchten:

Uitgespreek as (IPA)

/lʏxt/

Etimologie

From Middle Dutch lucht, from Old Dutch *luft, from Proto-West Germanic *luftu, from Proto-Germanic *luftuz.

Sinne

Op grote hoogte zit er minder zuurstof in de lucht .

At high altitudes, there is less oxygen in the air.

De frisse lucht doet mij deugd .

The fresh air pleases me.

Deze cijfers waren niet uit de lucht gegrepen of verzonnen .

These were not invented figures, plucked out of the air.

De lucht is helder ; de sterren fonkelen .

The sky is clear; the stars twinkle.

Bovendien raakt de lucht steeds voller , zodat zich veel bijna-ongelukken voordoen .

Moreover, airspace is becoming increasingly crowded, leading to many near misses.