gezicht

Betekenis (Engels)

1. (neuter) seeing, the ability to observe visually, vision, sight
2. (neuter) face, front-side of a head
3. (neuter) sight, visual impression, view, vision
4. (neuter) vision, experience of an appearance
5. (figuratively, neuter) figurehead

Sinonieme

aangezicht

gelaat

uitzicht

uiterlijk

gelaatsuitdrukking

air

toet

facie

schouwspel

aanblik

aanzien

⌚

gezichtsvermogen

porem

schijn

snuit

verschijning

voorkomen

snoet

zicht

grimas

tronie

droomgezicht

droombeeld

vollemaansgezicht

visioen

hemelvlak

mijne

oppervlak

plateau

weer

🔁

wezen

lucht

Vertalings

Gesicht

face

cara

visage

cara

rosto

faccia

cara

face

rostro

viso

yüz

100

rû

face

Uitgespreek as (IPA)

/ɣəˈzɪxt/

Etimologie (Engels)

Geërf van Middle Dutch: gesicht

Geërf van Old Dutch: gisiht

In summary

From Middle Dutch gesicht, from Old Dutch gisiht. Equivalent to ge- + zicht.

Sinne

Dat was liefde op het eerste gezicht .

The first race was very shifty and hard.

De rook van mijn buurman waaide in mijn gezicht .

My neighbor's smoke blew in my face.