boom

Significado (Inglês)

1. (masculine) tree
2. (masculine) any solid, pole-shaped, usually wooden object
3. (masculine) any solid, pole-shaped, usually wooden object
4. (masculine) any solid, pole-shaped, usually wooden object

Sinônimos

populier

boomhars

hout

🪵

hars

noot

olie

paal

salie

struik

vrucht

wikke

zoetheid

zwarte bes

timmerhout

ruw hout

boombloem

kassavedrank

kassaveplant

banaan

🍌

sigaarwikkel

breekijzer

fakkel

Gênero

♂️ Masculino

Pronunciado como (IPA)

/boːm/

Etimologia (Inglês)

From Middle Dutch bôom, from Old Dutch bōm, from Proto-West Germanic *baum, from Proto-Germanic *baumaz.

Frases

In de herfst vallen alle bladeren van de boom .

Todas as folhas da árvore caem no outono.

Als een appel van de boom valt kan er een nieuwe boom uitgroeien .

Se uma maçã cair da árvore, uma nova árvore pode crescer.

Ik ga de dorre bladeren van de boom knippen .

Vou cortar as folhas secas da árvore.