besturen

Oznaczający (Angielski)

1. (transitive) to steer
2. (transitive) to operate
3. (transitive) to drive (e.g. a car or vehicle)
4. (transitive) to govern

Synonimy

leiden

beheren

regeren

administreren

heersen

toedienen

voeren

geleiden

de scepter zwaaien

brengen

mennen

richten

sturen

beheersen

dirigeren

rijden

regelen

controleren

toezien

opletten

oppassen

passen op

reiken tot

resulteren

surveilleren

toezicht houden

uitgaan

uitkomen

uitlopen

uitstappen

uitstijgen

uittreden

vervoeren

volgen

voortkomen

voortspruiten

voortvloeien

aansturen

autorijden

leiden tot

uitdraaien op

uitlopen op

aanvoeren

leiding geven

acht slaan op

aflezen

begeleiden

behalen

beheer

belenden

bereiken

beteugelen

binnenbrengen

chaufferen

checken

grenzen aan

huishouden

inhalen

koning zijn

letten op

loodsen

🧑‍✈️

nakijken

Łączone jako

be‧stu‧ren

Wymawiane jako (IPA)

/bəˈstyrə(n)/

Etymologia (Angielski)

From be- + sturen. Arose as a Northern Dutch variant of bestieren.

Zdania

De piloot keek naar zijn instrumenten om het vliegtuig te besturen .

The pilot looked at his instruments to control the plane.