bezig

(Angielski)

1. busy, occupied
2. (predicative) in progress, on

Wymawiane jako (IPA)

/ˈbeː.zəx/

Etymologia (Angielski)

Dziedziczone z średniowieczny niderlandzki: bēsich

Dziedziczone z Old Dutch: *bisig

In summary

From Middle Dutch bēsich, from Old Dutch *bisig, from Proto-West Germanic *bisīg.

Koncepcje

zajęty

gorliwie

aktywny

narzeczona

żwawy

narzeczony

dynamiczny

pilny

Synonimy

bezet

naarstig

volhandig

in gesprek

bezig zijn

verloofd

aan het werk

zich bezighouden

ijverig

bezig houden

Zdania

Daar ben ik ook mee bezig .

I am doing that.

Wij zijn daar nu trouwens weer mee bezig .

Indeed we are in the process of doing so now.

We zijn nu bezig met het opstellen van de tekst van dit voorstel .

We are now drafting the text of this proposal.

Nadat we de kerstboom hadden gehaald zijn we de hele middag bezig geweest met het ophangen van de kerstballen en de kerstverlichting .

After we had taken out the Christmas tree, we spent the entire afternoon hanging the baubles and the Christmas lights.