aanpassen

Oznaczający (Angielski)

1. (transitive) to change, adjust
2. (reflexive) to adjust, adapt
3. (transitive) to fit, try on

Synonimy

accommoderen

passen

proberen

uitproberen

verbeteren

toetsen

beproeven

adapteren

corrigeren

bijstellen

veranderen

aanbrengen

afstemmen

arrangeren

bewerken

gebruiken

regelen

zich aanpassen

geschikt maken

kleermaken

kleren maken

onderdanig

optimaliseren

ordenen

beter maken

beteren

op een hoger plan brengen

amenderen

aanvaarden

🉑

aanrichten

aanpassing

verstellen

wijzigen

zich

emenderen

zijn

instellen

beter worden

gewend raken

herstellen

herzien

Łączone jako

aan‧pas‧sen

Wymawiane jako (IPA)

/ˈaːmˌpɑsə(n)/

Etymologia (Angielski)

From aan + passen.

Zdania

Zou ik mijn bestelling nog kunnen aanpassen ?

Could I still change my order?

Dat kan je aanpassen in je instellingen .

You can adjust this in your settings.

We moeten het beleid niet aan de rampen aanpassen .

We must not adjust policy in the wake of disasters.