Here are some sentences to help you understand and memorize the days of the week.

Wat   staat   er   op
🆙
   de   planning   voor   dit   weekend ?

What's on the schedule for this weekend?

Przeczytaj więcej
Gaat   het   regenen
🌧️
   maandag ?

Will it rain on Monday?

Przeczytaj więcej
We   zijn   vorig   weekend   naar   die   tentoonstelling   geweest .

We went to that exhibition last weekend.

Przeczytaj więcej
Op
🆙
   donderdag   doe   ik   karate .

On Thursdays I do karate.

Przeczytaj więcej
We   hebben   vorig   weekend   de   zoo   bezocht .

We visited the zoo last weekend.

Przeczytaj więcej
Iedere   dinsdag   gaan   we   naar   de  dansles.

Every Tuesday we go to dance class.

Przeczytaj więcej
We   moeten   het hebben over   de   agenda
📆
   van   de   donderdagmiddag .

We need to discuss Thursday afternoon's agenda.

Przeczytaj więcej
Op
🆙
   zondag   deden   de   buren   altijd   niks ,  zelfs   niet
🚫
   de   tuin   sproeien .

On Sundays, the neighbors always did nothing, not even watering the garden.

Przeczytaj więcej
Ja , Tomorrowland  is   twee
2
   weekends .

Yes, Tomorrowland is two weekends.

Przeczytaj więcej
Ik   heb   dit   weekend   meegedaan   aan
🔛
   een  trailrun.

I took part in a trail run this weekend.

Przeczytaj więcej
niderlandzki
📅
Days of the week