mais

Betekenis

Adv

1. (not-comparable) used to form the comparative of adjectives and adverbs; more; -er
2. (not-comparable) preceded by the definitive article, used to form the superlative of adjectives and adverbs; most; -est
3. (not-comparable) more (to a greater degree or extent)
4. (not-comparable) else
5. (not-comparable,with-negation) any more, any longer

Conj

1. plus (sum of the previous one and the following one)
2. (Brazil,colloquial) and; with; together with

Noun

plus sign (name of the character +)

Conj

Misspelling of mas.

Uitgesproken als (IPA)

/ˈmajs/

Etymologie

From Old Galician-Portuguese mais, from Latin magis (“more”). Doublet of mas. Displaced collateral form chus.

Zinnen

Eu tenho mais dinheiro agora .

Ik heb nu meer geld.

O que mais poderia ser ?

Wat zou het nog meer kunnen zijn?

Eu não pude fazer mais nada .

Ik kon niets anders doen.

Acontece que isso é mais fácil do que você poderia esperar .

Het blijkt dat dit gemakkelijker is dan je zou kunnen verwachten.

Pode haver mais chuva no futuro .

Er kan in de toekomst meer regen zijn.

Há mais dias que salsichas .

Voor meer dagen dan worstjes.

O estado de Nova York é o mais avançado dessa maneira .

De staat New York is op deze manier het meest geavanceerd.

A felicidade é como um copo ; é mais brilhante , mais frágil .

Geluk is als een glas; Het is helderder, kwetsbaarder.