ontem

Betekenis

Adv

yesterday

Noun

1. (masculine) yesterday (day before today)
2. (figuratively,masculine,poetic) yesterday (the recent past)

Met koppelteken als

on‧tem

Uitgesproken als (IPA)

/ˈõ.tẽj̃/

Etymologie

From Old Galician-Portuguese oonte (“yesterday”), from *ãoite, from earlier *anoite, from Latin ad noctem (“towards the night”), from nox (“night”). Displaced Old Galician-Portuguese eire.
Cognate with Galician onte and Spanish anoche.

Zinnen

Qual foi o seu sonho de ontem ?

Wat was je droom van gisteren?

Houve um voo em ambos os lugares na capital ontem .

Er was gisteren een vlucht op beide plaatsen in de hoofdstad.

Paulo veio ontem .

Paulo kwam gisteren.

Ontem , a carne estava seca e deliciosa .

Gisteren was het vlees droog en heerlijk.

A busca para sua morte foi reaberta ontem a pedido de sua família .

De zoektocht naar zijn dood werd gisteren heropend op verzoek van zijn familie.

Ontem conheci o prefeito de Ripoll.

Gisteren ontmoette ik de burgemeester van Ripoll.