zrobię

Betekenis

first-person singular future of zrobić

Frequentie

Met koppelteken als

zro‧bię

Uitgesproken als (IPA)

/ˈzrɔ.bjɛ/

Nieuw

zrobić

to make (to cause the existence of)
to do (to perform; to execute)
to make; to cause (to effect or produce by means of some action)
to throw (to organize; to cause something to happen)
to make (to cause someone to take on traits of something, to become something)
to make (to unfairly assign traits of something to someone or something)
used as a generic verb, sometimes to replace another; to do
used anaphorically instead of repeating a previous verb; to do
to act, to behave
to come about, to arise
to get, to become
to start to feel
(colloquial) to dress to kill
to be done; to be made

Markeer dit

Arrow pointing to the button

Pools

Begin met het leren van Pools met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " zrobię " en vele andere woorden en zinnen in Pools .

Ga naar onze Pools cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes

Zinnen

Ale nie bój się , nic ci nie zrobię .

Maar wees niet bang, ik zal je niets aandoen.

— Już wiem , co zrobię .

- Ik weet al wat ik zal doen.

— Cóż ja teraz zrobię ?

- Wat ga ik nu doen?

Questions