schuin

Betekenis (Engels)

Adj

1. slanted, slanting
2. obscene

Adv

diagonally

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of schuinen:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of schuinen:
3. (form-of, imperative) inflection of schuinen:

Synoniemen

scheef

diagonaal

schunnig

aflopend

glooiend

hellend

scheel

dwars

krom

obsceen

zij

schuins

Uitgesproken als (IPA)

/sxœy̯n/

Etymologie (Engels)

Verwant aan Saterfries: schüün

Verwant aan Fries: skean

Verwant aan Middelengels: askoin

Verwant aan Noors: skeina

In summary

Origin uncertain. Apparently related to German Low German schüün (“slanting, sloping”), Saterland Frisian schüün (“slanting, sloping”), West Frisian skean (“slanting, sloping”), Middle English askoin (“at a slant, askance”), Norwegian skeina (“to move obliquely”).