schakel

Betekenis

Noun

1. (feminine,masculine) shackle (chain shackle)
2. (feminine,masculine) link of a chain
3. (feminine,masculine) link, connection
4. (feminine,masculine) association, contact

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of schakelen:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of schakelen:
3. (form-of,imperative) inflection of schakelen:

Met koppelteken als

scha‧kel

Uitgesproken als (IPA)

/ˈsxaː.kəl/

Etymologie

From Middle Dutch schākel, from Old Dutch *skakul, from Proto-Germanic *skakulaz.

Zinnen

U bent de onmisbare schakel tussen de mondiale , regionale en lokale dimensies .

You are the indispensable link between the global, regional and local dimensions.