mos

Betekenis (Engels)

1. (neuter) moss (small seedless plant(s) growing on surfaces)
2. (neuter) lichen (symbiotic association(s) of algae and fungi)
3. (neuter, obsolete, rare) swamp, marsh

Vertalingen

moss

Moos

mousse

musgo

musgo

muschio

molsa

yosun

βρύο

muscus

mossa

μούσκλο

طُحْلُب

verdigris

Uitgesproken als (IPA)

/mɔs/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: mos

Overgenomen van Old Dutch: *mos

In summary

From Middle Dutch mos, from Old Dutch *mos, from Proto-West Germanic *mos, from Proto-Germanic *musą.

Zinnen

Er groeide mos tussen de kiezelsteentjes op hun oprit .

Moss grew between the pebbles on their driveway.

Het mos groeit enkel aan de noordzijde van de boomstam .

The moss grows only on the north side of the tree trunk.