hoofd

Betekenis (Engels)

1. (neuter) head
2. (neuter) head (of an organisation), chief, boss
3. (neuter) a transversal dam or pier at the entrance of a sea harbour
4. (neuter,slang) oral sex

Concepten

hoofd

kop

chef

baas

leider

lichaamsdeel

aanvoerder

rubriek

bazin

cheffin

leidster

krop

opperhoofd

bestuurder

bol

chefkok

kaap

voorgebergte

leidend

vooraanstaand

hoofding

opschrift

titel

ster

administrateur

beheerder

directeur

manager

oppergod

stamhoofd

aanvoerster

chief

gebieder

heer

kopstuk

Geslacht

Onzijdig

Uitgesproken als (IPA)

/ɦoːft/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch hôvet, hôoft, from Old Dutch hōvit, from Proto-Germanic *haubudą. The sense “oral sex” is a semantic loan from English head.

Zinnen

Ze had haar hoofd gestoten tegen het lage dak .

She'd hit her head against the low roof.

Volgens de legende heeft Isaac Newton de zwaartekracht ontdekt toen hij een appel op zijn hoofd kreeg .

According to legend, Isaac Newton discovered gravity when he got an apple on his head.

Hij had hem verslagen met een karatetrap tegen zijn hoofd .

He'd beaten him with a karate kick to the head.