erf

Betekenis (Engels)

Noun

1. (neuter) yard (open area adjoining and belonging to a house)
2. (figuratively,neuter) heritage, patrimony
3. (neuter,obsolete) hereditament, especially a plot of land
4. (neuter,obsolete) inheritance

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of erven:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of erven:
3. (form-of,imperative) inflection of erven:

Concepten

erf

binnenplaats

hof

plaats

gerechtshof

bezit

boerderij

goed

Uitgesproken als (IPA)

/ɛrf/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch erve, from Old Dutch ervi, from Proto-West Germanic *arbī, from Proto-Germanic *arbiją.