gier

Betekenis (Engels)

Noun

1. (masculine) vulture
2. (broadly, masculine) monster, notably hellspawn
3. (figuratively, masculine) human vulture, rapacious or predatory person
4. (figuratively, masculine) consuming desire

Verb

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of gieren:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of gieren:
3. (form-of, imperative) inflection of gieren:

gieren

• Verb
• Noun

Lees verder

Synoniemen

aal

aalt

aasgier

beer

🐻

mannetjesvarken

steunbeer

stroper

Vertalingen

Geier

vautour

vulture

abutre

buitre

voltor

muck-water

akbaba

purin

stale

Wendung

Wende

turn

Jauche

Uitgesproken als (IPA)

/ɣiːr/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelnederlands: gir

Overgenomen van Old Dutch: *gīr

Overgenomen van Middelnederlands: ghier

In summary

From Middle Dutch gir, gier, from Old Dutch *gīr, from Proto-Germanic *gīraz, related to *geraz (“greed, desire, coveting”).