bewijs

Betekenis (Engels)

Noun

1. (neuter) proof
2. (neuter) evidence
3. (neuter) the totality of proof and/or evidence used to make a case; argumentation
4. (neuter) attesting document, permit
5. (neuter) licence, permit (document allowing one to use certain vehicles)
6. (neuter) ticket, pass entitling one to use, admission or possession
7. (neuter,obsolete) legal apportionment of an inheritance

Verb

1. (first-person,form-of,indicative,present,singular) inflection of bewijzen:
2. (form-of,indicative,present,second-person,singular) inflection of bewijzen:
3. (form-of,imperative) inflection of bewijzen:

Concepten

bewijs

teken

adstructie

blijk

merkteken

wenk

getuigschrift

getuigenis

verklaring

attest

certificaat

getuigenverklaring

testimonium

bewijsmateriaal

waarheid

aanbeveling

ondersteuning

verificatie

demonstratie

vertoning

B

blauwe plek

brandmerk

etiket

label

litteken

merk

onderscheidingsteken

wond

zegel

bewijsstuk

validatie

Met koppelteken als

be‧wijs

Uitgesproken als (IPA)

/bəˈʋɛi̯s/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch bewijs. Equivalent to a deverbal from bewijzen.

Zinnen

De politieagent was op zoek naar een cruciaal stukje bewijs .

The police officer was looking for a crucial piece of evidence.

Er is veel bewijs voor de evolutietheorie .

There is a lot of evidence for the theory of evolution.