bewegen

Betekenis (Engels)

1. (intransitive,reflexive,sometimes) to move, to be in motion
2. (transitive) to move, to cause to be in motion
3. (transitive) to budge, to motivate, to spur, to induce

Concepten

bewegen

aangrijpen

ontroeren

verroeren

zich bewegen

roeren

verplaatsen

aansporen

zich verplaatsen

aanzetten

drijven

ontzetten

aandoen

schudden

belezen

doen besluiten

overhalen

doen bewegen

verschuiven

zich verroeren

zich aanstellen

agiteren

ophitsen

opruien

opstoken

opwinden

aanrichten

determineren

nauwkeurig bepalen

stichten

teweegbrengen

veroorzaken

omzetten

overbrengen

overplaatsen

verleggen

wervelen

oproeren

aanmoedigen

zich roeren

opschudden

schokken

wrikken

meegaan

wuiven

Met koppelteken als

be‧we‧gen

Uitgesproken als (IPA)

/bəˈʋeːɣə(n)/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch bewegen. Equivalent to be- + wegen.

Zinnen

Over het algemeen bewegen we ons te weinig .

In general, we don't move enough.