majeur

Betekenis (Engels)

Adj

1. greater, larger, more important
2. of great importance, main, major, principal, greatest
3. major, adult, of age (who has attained the age of majority, who is over the legal age of majority)
4. major

Noun

1. an adult (as defined by the age of majority)
2. middle finger

Concepten

meerderjarig

belangrijk

zwaarwichtig

zwaar

voornaam

erg

ernstig

mondig

🧑

geruim

aanzienlijk

aanmerkelijk

middelvinger

🖕

meerderjarige

dur

middenvinger

majeur

belangrijkste

belangrijkst

grootst

majeur-

belangrijk

aanmerkelijk

aanzienlijk

hoofdzakelijke

hoofdzakelijk

f’’

centraal

Synoniemen

considérable

médius

🖕

grand

imposant

important

adulte

🧑

doigt du milieu

principal

essentiel

grave

si

bémol

plus important

majorité

matériel

mature

médium

mûr

primordial

responsable

vieux

🧓

appréciable

de taille

major

significatif

très important

Major

medius

ample

apercevable

capital

cardinal

central

compagnie majeure

élémentaire

étendu

gros

large

lourd

majeure

Uitgesproken als (IPA)

/ma.ʒœʁ/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelfrans: majeur

In summary

From Middle French majeur, a borrowing from Latin māior (“larger, greater”). Doublet of maire, major, and mayeur.

Zinnen

Deux jours plus tard , il est nommé Pénitencier majeur .

Twee dagen later werd hij benoemd tot Major Penitentiary.