aumentar

Betekenis (Engels)

1. (intransitive) to increase, grow
2. (transitive) to increase, augment
3. (transitive) to enhance
4. (reflexive) to accumulate, to increase
5. (reflexive) to augment

Concepten

vergroten

toenemen

verhogen

groeien

aangroeien

stijgen

uitbreiden

vermeerderen

aanwassen

uitbouwen

doen toenemen

gedijen

meer gaan betalen

opslag geven

wassen

aandikken

dik worden

verdikken

zich verdikken

aanvullen

opvoeren

ophogen

bijleggen

cumuleren

opeenhopen

opstapelen

oplopen

optimaliseren

verbeteren

herwaarderen

revalueren

Met koppelteken als

au‧men‧tar

Uitgesproken als (IPA)

/aumenˈtaɾ/

Etymologie (Engels)

Borrowed from Late Latin augmentāre (“to increase”), from Latin augmentum (“growth, increase”), from augeō (“to increase”). Compare English augment.

Zinnen

Todo esto con el fin de aumentar la comodidad de los usuarios .

Dit alles om het comfort van de gebruikers te vergroten.