curso

Betekenis (Engels)

Noun

1. (masculine) course, trajectory, route, direction
2. (masculine) class, course (learning program, as in a school)
3. (masculine) course (path, sequence, development, or evolution)
4. (Central-America,Mexico,colloquial,masculine) diarrhea

Verb

first-person singular present indicative of cursar

Concepten

cursus

koers

loop

leergang

gang

route

tracé

patroon

vak

vakgebied

reeks

rivierbedding

Met koppelteken als

cur‧so

Uitgesproken als (IPA)

/ˈkuɾso/

Etymologie (Engels)

Borrowed from Latin cursus. See also coso, a doublet inherited from the same origin.

Zinnen

El curso superior y medio está rodeado de pastizales , con escasa vegetación arbórea .

De bovenste en middenbaan is omgeven door graslanden, met kleine boomvegetatie.