spell
(Engels)
Frequentie
Uitgesproken als (IPA)
/spɛl/
Etymologie (Engels)
In summary
From Middle English spell, spel, from Old English spell (“news, story”), from Proto-Germanic *spellą (“speech, account, tale”), from Proto-Indo-European *(s)pel- (“to tell”) or from Proto-Indo-European *bʰel- (“to speak, to sound”) with the s-mobile prefix. Cognate with dialectal German Spill, Icelandic spjall (“discussion, talk”), spjalla (“to discuss, to talk”), guðspjall (“gospel”) and Albanian fjalë (“word”).
Related words
sierlijkheid
tijdsinterval
invallen voor
magic spell
magical spell
Sign in to write sticky notes
Begin met het leren Engels met learnfeliz .
Oefen met het spreken en memoriseren van " spell " en vele andere woorden en zinnen in Engels .