oppress

Betekenis (Engels)

1. (transitive) To keep down by unjust force.
2. (transitive) To make sad or gloomy.
3. (obsolete, transitive) Physically to press down on (someone) with harmful effects; to smother, crush.
4. (obsolete, transitive) To sexually violate; to rape.

Concepten

drukken

persen

onderdrukken

knellen

dringen

pressen

aandrukken

verdrukken

binden

strekken

insluiten

opbergen

benauwen

bijschuiven

opsluiten

wegbergen

wegsluiten

aaneensluiten

bergen

verdichten

opwinden

nauwer aanhalen

spannen

uitrekken

remmen

reserveren

terughouden

tot haast aanzetten

urgent zijn

verdringen

verhaasten

verkroppen

versnellen

vervolgen

voortdrijven

weerhouden

demoraliseren

aandrijven

drukken op

aandringen

accelereren

achtervolgen

afremmen

bedwingen

beklemmen

bespoedigen

beteugelen

betomen

deprimeren

detineren

Synoniemen

persecute

press

suppress

keep down

repress

tyrannize

torment

squeeze

harass

ill-treat

depress

maltreat

domineer

crush

afflict

ill-use

bully

worry

trample

coerce

despise

subjugate

pinch

overpower

stifle

overrun

confine

treat badly

treat cruelly

overwhelm

weigh down

distress

trouble

wrong

disturb

injure

tighten

squelch

hold down

subdue

demoralize

pressure

force

press down

plague

squash

trample down

condense

browbeat

pester

Vertalingen

unterdrücken

opprimere

opprimer

oprimir

oprimir

premere

oppresser

poursuivre

premere

oprimir

drücken

apretar

stringere

beklemmen

serrare

Uitgesproken als (IPA)

/əˈpɹɛs/

Etymologie (Engels)

Overgenomen van Middelengels: oppressen

In summary

From Middle English oppressen, from Old French oppresser, from Medieval Latin oppressare (“to press against, oppress”), frequentative of Latin opprimere, past participle oppressus (“to press against, press together, oppress”), from ob (“against”) + premere, past participle pressus (“to press”); see press.