fliehen

Betekenis (Engels)

1. (class-2,intransitive,strong) to flee; to escape
2. (archaic,class-2,intransitive,poetic,strong) to fly
3. (class-2,intransitive,strong) to diverge
4. (class-2,strong,transitive) to flee from (someone); to avoid

Concepten

vluchten

wegvluchten

ontkomen

ontsnappen

ontgaan

vlieden

ontvluchten

de vlucht nemen

vleden

er vanonder muizen

'm smeren

er vanonder trekken

zijn biezen pakken

wegwezen

ontlopen

er tussenuit knijpen

er tussenuit muizen

er vandoor gaan

weglopen

vervliegen

Uitgesproken als (IPA)

/ˈfliː.ən/

Etymologie (Engels)

From Middle High German [Term?], from Old High German fliohan, from Proto-West Germanic *fleuhan, from Proto-Germanic *fleuhaną. Cognate with Dutch vlieden and English flee.

Zinnen

Ich versuche ja nicht zu fliehen .

Ik probeer niet te vluchten.