einführen

Betekenis (Engels)

1. (transitive,weak) to introduce, to begin (a new law, custom, style, etc.)
2. (transitive,weak) to insert (especially a foreign object)
3. (weak) to import
4. (weak) to initiate
5. (weak) to establish

Concepten

invoeren

aanleggen

fitten

installeren

importeren

inleiden

aanmaken

doen

maken

binnenleiden

bedrijven

bouwen

construeren

uitbrengen

uitrichten

uitvoeren

steken

inhuldigen

binnenbrengen

leggen

plaatsen

poseren

situeren

stationeren

stellen

stoppen

zetten

zitten

erg zijn

ter zake doen

van belang zijn

introduceren

indoen

aandienen

aankondigen

adverteren

annonceren

inleggen

inschuiven

insteken

instoppen

inzetten

lanceren

ontketenen

uitschrijven

van stapel laten lopen

neuken

penetreren

berokkenen

oproepen

teweegbrengen

tot gevolg hebben

veroorzaken

verwekken

Met koppelteken als

ein‧füh‧ren

Uitgesproken als (IPA)

[ˈʔaɪ̯nfyːɐ̯n]

Etymologie (Engels)

ein- + führen. Cognate with Scottish English infare.