Mehrheit

Betekenis

1. (feminine) majority; bulk
2. (feminine) majority (specified as absolute Mehrheit)
3. (feminine) plurality (specified as relative Mehrheit)

Met koppelteken als

Mehr‧heit

Geslacht

♀️ Vrouwelijk

Uitgesproken als (IPA)

/ˈmeːɐ̯haɪ̯t/

Etymologie

Calque of Dutch meerderheid (1719), itself probably a calque (± 1600) of French pluralité (“majority”), originating 1559. Old High German mērheit (“quality of being more”) had no attested continuation. Analyzable as mehr (“more”) + -heit (“-hood”).

Zinnen

Es tut dies mit klaren Worten und häufig mit großer Mehrheit .

Het doet dit met duidelijke woorden en vaak met een grote meerderheid.