ela

Betekenis (English)

1. (feminine) third-person feminine singular nominative pronoun she; it
2. (feminine) third-person feminine singular prepositional pronoun her
3. (Brazil, feminine) third-person feminine singular pronoun used in all positions she; it; her

Met koppelteken als

e‧la

Uitgesproken als (IPA)

/ˈɛ.lɐ/

Etymologie (English)

Inherited from Latijn: illa

Cognate with Galicisch: ela

Cognate with Spaans: ella

In summary

From Old Galician-Portuguese ela, from Latin illa, feminine of ille. Cognate with Galician ela and Spanish ella.

Zinnen

Ela nunca disse isso a ela .

Dat heeft ze haar nooit verteld.

Ela não sabia de nada .

Ze wist niets.

Ela às vezes pensa que sou querida .

Ze denkt soms dat ik dierbaar ben.

Ela está sempre presa .

Ze zit altijd vast.

Ela é uma pessoa maravilhosa .

Ze is een geweldig persoon.

Ela decidiu tirar algum dinheiro de sua mãe .

Ze besloot om wat geld van haar moeder te krijgen.

Ela foi ao parque para tirar algumas fotos .

Ze ging naar het park om wat foto's te maken.

" Antes de você ir ? eu quero abraçar você "? ela disse .

"Voordat je gaat? Ik wil je knuffelen"? ze zei.