zijn

Betekenis (Engels)

Concepten

zijn

haar

bestaan

wezen

hun

hebben

d’r

heur

z’n

’r

liggen

uw

zitten

hunne

zich bevinden

jouw

jullie

existeren

staan

met

er

hare

zijne

diens

het is nodig

mijn

ons

уnze

aanhouden

aansprakelijk

verantwoordelijk

voor

plaatsvinden

dragen

uitgerust

gelegen

aan

iemand

toebehoren

van

conflicteren

confligeren

strijdig

eraan

kapot

klaar

aanpassen

onderdanig

zich

los

lossnijden

scheiding

genoeg

voldoen

volstaan

gebeuren

wezenheid

je

beleven

handhaven

overblijven

trotseren

voortbestaan

voortleven

bedragen

belopen

komen op

uitkomen op

voorkomen

gelegen zijn

Frequentie

A1
Uitgesproken als (IPA)
/zɛi̯n/
Etymologie (Engels)

From Middle Dutch sijn, from Old Dutch sīn. The infinitive zijn along with the words is and zij (present indicative and subjunctive) derive ultimately from Proto-Indo-European *h₁es- (“to be”), which had no separate infinitive in Germanic. The modern infinitive was probably back-formed in late Old Dutch from the first-person plural subjunctive sīn (“we be”), since this form had become identical to the infinitive in other verbs during the late Old Dutch period. Compare also German sein, Low German sien. The original infinitive survives in wezen, from Middle Dutch wesen, from Old Dutch wesan, from Proto-West Germanic *wesan, from Proto-Germanic *wesaną, from *h₂wes- (“to reside”). All the forms with initial w- (imperative and past tense) derive from this root. Finally, the forms ben and bent derive from Proto-Germanic *beuną (“to be, to become”), from *bʰuH- (“to become”), which survives only as relic forms in the West Germanic languages and not at all in the others. Its infinitive and non-singular forms are attested in (Old) English, Frisian and a number of Dutch dialects.

Nederlands

Begin met het leren van Nederlands met learnfeliz .

Oefen het spreken en onthouden van " zijn " en vele andere woorden en zinnen in Nederlands .

Ga naar onze Nederlands cursuspagina

Notes

Sign in to write sticky notes