vliegen

Betekenis (Engels)

Verb

1. (intransitive) to fly
2. (transitive) to steer an aircraft, to fly
3. (intransitive) to soar, to rush

Noun

plural of vlieg

Synoniemen

vlucht

✈️

binnenvliegen

navigeren

snel voorbijgaan

het vliegtuig nemen

Met koppelteken als

vlie‧gen

Uitgesproken als (IPA)

/ˈvli.ɣə(n)/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch vliegen, from Old Dutch fliegan, from Proto-West Germanic *fleugan, from Proto-Germanic *fleuganą, from Proto-Indo-European *plewk-.

Zinnen

Je kan een cursus volgen om te leren vliegen met een helikopter .

You can take a course to learn to fly a helicopter.

Vleermuizen kunnen vliegen zonder licht .

Bats can fly without light.

Spijtig genoeg zijn de treinen nog vaak duurder dan vliegen .

Unfortunately, trains are still often more expensive than flying.