vallen

Betekenis

Verb

1. (intransitive) to fall, to tumble
2. (intransitive) to fall, to begin (of a time period)
3. (auxiliary) to be able to be
4. (intransitive) to be received a certain way, go down

Noun

plural of val

Uitgesproken als (IPA)

/ˈvɑlə(n)/

Etymologie

From Middle Dutch vallen, from Old Dutch fallan, from Proto-West Germanic *fallan, from Proto-Germanic *fallaną.

Zinnen

Ga uw eigen uitdagingen maar eens aan in plaats van anderen aan te vallen !

Face up to the challenges in your own right rather than merely targeting others!

In de herfst vallen alle bladeren van de boom .

In autumn, all the leaves fall off the tree.

Ze vallen aan in de flank .

They attack in the flank.

Hij liet zijn plateau op de grond vallen .

He dropped his platform to the ground.

Na het lezen van vele beoordelingen had ze eindelijk haar oog laten vallen op een laptop met een qwertytoetsenbord.

After reading many reviews, she had finally caught her eye on a laptop with a qwerty keyboard.