ga

Betekenis (English)

1. (first-person, form-of, indicative, present, singular) inflection of gaan:
2. (form-of, indicative, present, second-person, singular) inflection of gaan:
3. (form-of, imperative) inflection of gaan:
4. (dated, form-of, formal, present, singular, subjunctive) inflection of gaan:
5. (form-of) inflection of gaan

Synonyms

y3

yEi

Uitgesproken als (IPA)

/ɣaː/

Zinnen

Ik ga nog even wat water halen .

I'm going to get some more water.

In de winter ga je niet zonder sjaal naar buiten .

In winter, you don't go out without a scarf.

Aan de rode lichten ga je rechtdoor .

At the red lights, go straight ahead.

Ga je soms naar de moskee ?

Are you going to the mosque?

Ga uw eigen uitdagingen maar eens aan in plaats van anderen aan te vallen !

Face up to the challenges in your own right rather than merely targeting others!

Dat ga ik morgen benadrukken .

I'm going to emphasize that tomorrow.

Ik ga nu met veel belangstelling naar het debat luisteren .

I am now very much looking forward to listening to the debate.

Als voorbereiding ga ik joggen in het park .

In preparation, I go jogging in the park.