beleggen

Betekenis (Engels)

1. (transitive) to cover, smear, butter, spread over (e.g. a piece of bread with butter and jam)
2. (transitive) to invest money
3. (transitive) to convoke, to call a meeting
4. (transitive) to belay, to fasten (a rope), to fasten (with rope)
5. (transitive) to cover with
6. (obsolete,transitive) to plan, to devise

Concepten

beleggen

houden

teweegbrengen

uitschrijven

bedekken

dekken

toedekken

leggen

aandoen

aanrichten

stichten

veroorzaken

coveren

bekleden

overtrekken

identificeren

plaatsen

situeren

stationeren

vereenzelvigen

bemiddelen

uitreiken

verschaffen

verstrekken

overdekken

verdekken

investeren

beboteren

inboteren

Met koppelteken als

be‧leg‧gen

Uitgesproken als (IPA)

/bəˈlɛɣə(n)/

Etymologie (Engels)

From Middle Dutch beleggen. Equivalent to be- + leggen.