bleu

Betekenis (Engels)

Adj

1. blue
2. very rare, underdone

Noun

1. the color blue
2. blue cheese
3. rookie, new recruit, raw recruit
4. bruise
5. billiard chalk
6. a supporter of the Conservative Party
7. a supporter of the Democratic Party

Concepten

blauw

blauwe plek

blauwe

groentje

melkmuil

schacht

pimpelmees

ultramarijn

contusie

kneuzing

ecchymose

kneuzen

nieuweling

aankomeling

feut

onervaren

een groentje

vlasbaard

beginneling

nieuwkomer

blauwdruk

blaw

Pruisisch blauw

purper

violet

paars

Uitgesproken als (IPA)

/blø/

Etymologie (Engels)

Inherited from Middle French bleu, from Old French blöe, bleve, blef (“blue”), from Late Latin blāvus, from Frankish *blāu (“blue”), from Proto-Germanic *blēwaz (“blue”), from Proto-Indo-European *bʰléh₁-, *bʰlh₁-, *bʰleh₁- (“yellow, grey, blue”), from Proto-Indo-European *bʰel- (“to shine”). Cognate with Old High German blāo (“blue”) (German blau), Dutch blauw (“blue”), Old English blāw (“blue”). More at blue.

Zinnen

Il lui semblait qu’il nageait en plein ciel bleu .

Het leek hem dat hij aan het zwemmen was in de blauwe blauwe lucht.

En arrière-plan , on aperçoit une tente de combat stylisée , dans les tons de bleu .

Op de achtergrond zie je een gestileerde vechttent, in blauwtinten.