quash

Betekenis (Engels)

1. To defeat decisively, to suppress.
2. (obsolete) To crush or dash to pieces.
3. To void or suppress (a subpoena, decision, etc.).

Concepten

vernietigen

vernielen

verwoesten

verijdelen

casseren

onderdrukken

afbreken

neerhalen

slopen

doen falen

laten mislukken

ruïneren

torpederen

nietig verklaren

afwijzen

afwijzen

verijdelen

smoren

ongeldig verklaren

verbrijzelen

verpletteren

ageren

bestrijden

bevechten

knokken

matten

strijden

vechten

vechtpartij

Uitgesproken als (IPA)

/kwɒʃ/

Etymologie (Engels)

From Middle English quaschen, quasshen, cwessen, quassen, from Old French quasser, from Latin quassāre, present active infinitive of quassō, under the influence of cassō (“I annul”), from Latin quatiō (“I shake”), from Proto-Indo-European *kʷeh₁t- (“to shake”) (same root for the English words: pasta, paste, pastiche, pastry). Cognate with Dutch kwetsen (“to hurt, injure”), German quetschen (“to crush, squash”), Spanish quejar (“to complain”).